In dit artikel verken ik de implicaties van het inzetten van liberale en democratische principes bij het inrichten van organisaties. Ik behandel de principes separaat en schets vanuit mijn perspectief wat je kan verwachten wanneer je maatschappelijk gestoelde principes als deze gaat toepassen in je eigen organisatie.

Democratische denkbeelden

Democratie is een bestuursvorm waarin de wil van “het volk” of vanuit een organisatieperspectief de werknemers, de bron is van legitieme machtsuitoefening. Er valt onderscheid te maken tussen directe-, waarbij wordt gestemd middels referenda of een ander mechanisme en indirecte democratie waarbij er sprake is van gekozen vertegenwoordiging. Democratie belooft werknemers inspraak als het gaat over het te voeren beleid en als organisatie krijg je hier dan gelukkige en productieve werknemers voor terug. Een win-win situatie voor iedereen. Toch?

“Democracy is the worst form of government except for all the others”

Aristoteles

​​Moet de wens van de meerderheid altijd wet zijn? Is democratie het juiste bestuursmodel voor het nemen van besluiten die het beste zijn voor het individu of het geheel? Als je Aristoteles (Politika) wilt geloven in iedere geval niet. Hij zag democratie als een slechte variant van een regime waarin een groot aantal burgers mag meepraten. Hij associeerde democratie met een stelsel waarin de arme massa, al dan niet opgejut door volksmenners, slechts eigen kortzichtige belangen najoeg.

En daar heeft hij wel een goed punt: Hoe mooi het democratische model ook lijkt, leidt het niet tot de beste resultaten op de midden en lange termijn. Een mooi voorbeeld is de beloningsstructuur: vraag aan werknemers of ze extra vakantiedagen of loon willen en (bijna) iedereen zal hier ja op antwoorden. Dat je je als organisatie daarmee uit de markt prijst is op dat moment minder relevant. Wat belangrijk wordt gevonden is het aantal vakantiedagen van de buurman of je beste vriend. Dit redeneren vanuit je omgeving in plaats vanuit de organisatie wordt sterker naarmate de relatie werknemer organisatie afneemt.

Boos en gefrustreerd

Naast het stellen van het eigen belang boven het organisatie belang wekken democratische instellingen tevens de illusie van gelijkheid op zonder deze ooit volledig te kunnen bevredigen. Werknemers leven in de overtuiging dat hun stem ertoe doet maar zien daar in de praktijk niks van terechtkomen. Het gevolg daarvan is een boosheid en frustratie die niet is weg te nemen en altijd aanwezig is in een democratie.

1000 euro verdelen

In het voorbeeld hierboven bij het aanpassen van de beloningsstructuur kan je natuurlijk voorkomen dat de organisatie zichzelf de markt uit prijst door kaders te stellen. Bijvoorbeeld dat er 1000 euro te verdelen is en het aan de werknemers overlaten om te bepalen wat de ideale verdeelsleutel zal zijn. Een poldermodel op zoek naar consensus. Maar denk je dat hier voor iedereen een bevredigende oplossing uitkomt?

Corona

Een ander voorbeeld is hoe wordt omgegaan met de Corona uitbraak, ondank ons democratische kiesstelsel heerst er veel onvrede en frustratie rondom de aanpak. Vooral geredeneer vanuit eigen belang in plaats van het maatschappelijk belang. “Waarom wordt mijn stem niet serieus genomen?”

Om democratie te laten werken zal je je neer moeten leggen bij de wil van de meerderheid of de gekozen vertegenwoordiging en je eigen belang ondergeschikt moeten maken hieraan. En dat, daar ben ik de afgelopen jaren achter gekomen is niet alleen voor burgers maar ook voor werknemers een hele uitdaging.

Liberalistische denkbeelden

Individuele vrijheid als middel om je eigen behoeften na te streven. De werknemer die zelf kiest wat hij of zij gaat doen, hoe, met wie en wanneer. Waarbij er van organisaties wordt verwacht dat ze loslaten en vooral faciliteren. En dan, is de belofte, komt alles op de één of andere magische wijze helemaal goed. Werknemers worden ineens “echte” professionals en tonen eigenaarschap, het werkplezier spat er vanaf, zelforganisatie en samenwerking gaat vanzelf en niet te vergeten, de productiviteit en kwaliteit gaat met sprongen vooruit.

Laisser faire

Bij het liberalisme is vrijheid geen doel op zich maar een voorwaarde die moet leiden tot het bevredigen van iemands eigen behoeftes en het kunnen vermijden van pijn en ongeluk. Want daar, is het idee ligt de sleutel tot een lang en vooral “gelukkig” leven. Als je iemand de ruimte en de middelen geeft dan zal diegene deze “automatisch” aanwenden om zijn eigen doelen na te streven. Maar wat zijn dan deze doelen? Als bank zit je niet te wachten op iemand die de hele dag gaat zitten kleien.

De behoeftes van de mens zijn hierin dus leidend. Maar waar komen deze behoeften vandaan? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag moeten we iets verder ingaan op het liberalisme. Binnen het liberalisme is er namelijk sprake van een gespleten mensbeeld en wordt er onderscheid gemaakt tussen het utilitaristische- vs ontplooiingsliberalisme.

Ontplooiingsliberalisme

Gaat uit van het idee dat behoeftes voorkomen uit de eigen aard. De mens bezit een persoonlijkheid welke zijn denken en handelen bepaalt. Dat dit ook de mens weer bindt aan een bepaald levenspad en dat daarmee de individuele vrijheid beperkt is wel weer leuk om te noemen. Volgens het ontplooiingsliberalisme zijn de behoeftes van de mens dus hard gecodeerd.

Utilitarisch liberalisme

Daarin wordt uitgegaan dat de mens die doeleinden nastreeft welke hem het meest aangenaam, plezierig en nuttig lijken, en daarbij moeiteloos overschakelt op alternatieve doelen indien deze hem of haar “beter” lijken. Mensen worden beïnvloed door ervaringen en interacties met andere mensen in je omgeving. Ook hier kan je je afvragen hoe “vrij” ben je als je primair beïnvloed wordt door je omgeving. Volgens het Utilitarisch liberalisme komen behoeftes van de mens voor uit de omgeving.

Dikke BMW

Als je een regelmatige lezer bent dan weet je dat ik uitga van het principe, mens volgt omgeving. Als ik vervolgens kijk naar onze (westerse) omgeving dan leven we in een consumptiemaatschappij en houden we in relatie daaraan sterk vast aan kapitalisme en marktwerking. Dit prikkelt de mens om te consumeren en te denken in competitie (winnaars en verliezers). Het is niet voor niks dat de auto waarin je rijdt voor velen een directe afspiegeling is van hoe goed het met je gaat: “Zo die rijdt in een dikke BMW, die zal wel een goede baan hebben.”

En tijdens de Corona crisis zie je ondanks wat er in de media wordt beweert een beweging waarbij het eigen belang voorop wordt gesteld. Vanuit de ruimte die Corona biedt willen we graag helpen mits dit maar niet ten koste gaat van onze eigen behoeftes. Boodschappen rondbrengen omdat je toch “niks” te doen hebt is iets anders dan een deel van je salaris inleveren om het restaurant op de hoek te helpen. Je had je nog zo verheugd op die nieuwe tv.

Als we mensen in organisaties vrij laten om doelen na te streven die zwaar worden beïnvloed door onze op competitie en consumptie gerichte maatschappij, wat zou er dan gaan gebeuren denk je? Kijk eens terug naar 2008, naar de bankensector die ook “vrij” gelaten is. Allemaal op basis van liberale denkbeelden gericht op minder regels, minder bemoeienis en de overtuiging dat vrijheid (de vrije markt in dat geval) de oplossing is voor alles. Natuurlijk hebben een aantal mensen en geprofiteerd maar is deze keuze nu voor het geheel ook de beste geweest.